Het is een tijdje geleden sinds ons laatste blog, maar dat betekent niet dat er niets interessants is gebeurd. Zelfs het tegenovergestelde! We hadden geen tijd om blogs te schrijven, we waren druk bezig het leven op zijn mooist te ervaren (en kerst en oud en nieuw te vieren met de familie)!
Waar waren we ook alweer gebleven? We hadden net het Kaokoveld-gebied in Namibië verlaten en we waren op weg naar de volgende bestemming: Palmwag. Tegen die tijd hadden we ongeveer vijf dagen in de wildernis rond gereden en er kan maar zoveel vers voedsel in onze kleine koelkast. Onze volgende bestemming leek een vrij grote stad (lees dorp in Europa termen, stad in Namibie termen) te zijn op de kaart (gebaseerd op het feit dat de letters een groter lettertype hadden dan de andere steden), dus we dachten dat we daar wel een winkel konden vinden en onze voorraad konden aanvullen.
Op weg naar Palmwag, reden we opnieuw een ander landschap binnen. Deze keer was het vrij heuvelachtig, en overal op de heuvels lagen losse rode rotsen. Je kan je vast voorstellen dat het er prachtig uitzag, zeker met de ondergaande zon. We reden om een heuvel heen en volgens de kaart hadden we Palmwag in de nabije omgeving moeten zien… Maar, alles wat we zagen was iets dat op een lodge leek? Dus ik greep de Lonely Planet om erachter te komen wat er aan de hand was en waar we in Palmwag konden verblijven. De Lonely Planet gaf aan dat Palmwag Lodge de voornaamste accommodatie was in de omgeving, dus gingen we daar maar heen. De lodge die we in de verte zagen bleek Palmwag Lodge te zijn. Het bleek echter ook de “stad” Palmwag te zijn… Dat was het! Er was geen stad, alleen de lodge en de camping erbij! Oke, een paar kilometer verderop lagen een paar huizen bij elkaar, maar de bewoners werkten allemaal in deze Lodge (die ook een camping was), dus dat was het eigenlijk! Dit was duidelijk één van de beste voorbeelden die we tot nu toe hebben gezien van een gemeenschap die profiteert van het toerisme! Oh en dit betekende ook dat de kans op winkelen, vrijwel nihil was.
De werknemers, vooral de mensen van de receptie, waren briljant; erg leuk en grappig! Na een goed ontvangst bevonden we ons ineens op een camping in de hitte van de woestijn en besloten we dus naar het zwembad te gaan. Hier werden we begroet door een blonde vrouw in een roze bikini die ondertussen luidkeels in het zwembad klaagde over de vriestemperaturen van het water. Ik was het hier volledig mee eens, dus we hadden gelijk een band. Tamarra en haar vriendin Denise komen uit Canada, een land dat absoluut in onze top 3 staat van de landen die leukste mensen ter wereld produceren. En Denise en Tamarra versterkten dit gevoel alleen maar! We besloten om de volgende ochtend samen in één auto het Palmwag-reservaat te bezoeken; dit zou ons allen geld besparen en we hebben meer plezier!
Alle betrokkenen waren het erover eens dat vroeg opstaan het beste zou zijn (zoals gebruikelijk …) en dus maakten Lars en ik plaats in de auto voor Tamarra en Denise. De volgende ochtend vertrokken we rond 6 uur. We hadden gehoord dat de dag ervoor een troep leeuwen waren gesignaleerd. Na veel pijn en moeite (vooral door Denise en Tamarra) kregen we het helaas niet voor elkaar om er achter te komen waar ze de leeuwen gezien hadden, erg mysterieus allemaal. Onze laatste kans was om het aan de man bij de gate te vragen. Dus, nadat Lars de man goedemorgen had gewensd (geen reactie), stelde Lars de vraag: “Weet je waar de leeuwen zijn?” Dit was zijn reactie: hij stak z’n arm uit en wees door de poort… Oké… “Dus… ze zijn in het park?” Een knik… niets anders. Ja jeetje, dat hadden we zelf ook wel bedacht ja! We hebben nog één keer geprobeerd om wat meer details uit hem te krijgen door al onze charmes in de strijd te gooien. Maar helaas, gewoon totaal geen antwoord. We begonnen ons een beetje af te vragen of hij uberhaupt wel kon praten… Toen wensten we hem maar een goede dag en eindelijk (!) mompelde hij iets terug dat klonk als “vaarwel”! Na deze laatste reactie hielden we het allemaal niet meer en konden een tijdlang niet stoppen met lachen! Onze conclusie was dat hij waarschijnlijk net wakker was en gewoon met rust gelaten wilde worden.
In het park begonnen we gelijk met het zoeken naar die leeuwen. Na een lange rit (ver na lunchtijd, dus écht lang) hadden we ze echter nog steeds niet gevonden. We zijn wel drie van die beruchte woestijnolifanten tegengekomen! En hebben dus ook geleerd dat woestijnolifanten (logisch eigenlijk) kleiner zijn dan normale olifanten en dunnere poten hebben om de lange afstanden, die ze dagelijks moeten afleggen op zoek naar water, te ondersteunen. Kortom, ze zijn schattig!! Tegelijkertijd zagen we ook meerdere giraffen bovenop een heuvel. En de rest van de rit genoten we van het landschap, het gezelschap en de uitdagende wegen.
In de namiddag hebben we nog een korte rit gedaan in de hoop dat we dan wel de leeuwen zouden vinden. Deze keer zijn we door de andere poort gegaan en jemig, dat hadden we ‘s ochtends moeten doen! Deze man wist ons een locatie te geven van alle beesten die in de afgelopen dagen door andere gevonden waren en hield ons zelfs aan om het op de kaart aan te wijzen. Helaas hadden de leeuwen de plek waar ze voor het laatst waargenomen waren verlaten en konden ze nu dus overal zijn. We verloren de hoop echter niet en gingen op zoek… Een ander focus punt waren de stokstaartjes, die we nog niet gezien hadden. Je weet wel, Timo van de Lion King!! En ik wilde echt heel erg graad die schattige kleine beestjes zien voor we naar huis gingen. Misschien nog wel liever dan die leeuwen. En zoals gewoonlijk werd mijn wens vervuld door Lars. Plots stopte hij en vroeg om de verrekijker. We hadden allemaal geen idee hoe hij hen had gezien, aangezien ze zo klein en zo ver weg waren, maar daar waren ze! Een groep stokstaartjes kwamen één voor één uit hun schuilplaats, inclusief jonkies. Omg, het was zo schattig, ik had een Despicable Me moment “they are so cute, I’m going to die!!”
Na alle toeristen dingen gedaan te hebben gingen we weer aan het werk. Nee, we zijn toch echt niet alleen op reis voor de lol. In dit gebied leeft namelijk 70% van de resterende, in de natuur levende, zwarte neushoorns en dit is voornamelijk te danken aan de inspanningen van één organisatie; Save the Rhino Trust. We hebben contact met hen opgenomen en toestemming gekregen om hun basiskamp te bezoeken. Het is verbazingwekkend wat ze allemaal voor elkaar hebben gekregen! Lees hier (onder constructie) meer over ons bezoek aan hen of bezoek hun website om hen nog verder te helpen!
Maar goed, na dit avontuur in Palmwag, zijn er inmiddels nog een paar dagen bij gekomen sinds we de wildernis hebben verlaten en onze voedsel voorraad begon nu wel extreem af te nemen. We waren van plan om de volgende dag richting de befaamde Skeleton Coast te rijden en daar moesten we ons natuurlijk wel op voorbereiden. We vroegen waar de dichtstbijzijnde supermarkt was en je zult het niet geloven, maar het bleek dat we tweeëneenhalf uur moesten rijden om daar te komen. Niet alleen dat, het was dezelfde plaats waar onze schokken hadden vervangen en dus ook totaal uit de richting. Zo merk je dat dit land tegelijkertijd erg groot (lees afstand) en zeer klein (lees beperkte hoeveelheid winkels).
Na ons bezoek aan de winkel (bijna geen winkel te noemen, lees kleine schuur), gingen we naar de Skeleton Coast. We hadden gepland om een nacht langs de kust door te brengen in het Nationale Park. Maar toen we bij de poort aankwamen, hoorden we dat deze camping de volgende dag pas zou openen … Dus de enige manier om het park te zien was in transit (voor het eind van de dag moesten we weer uit het park zijn). Gelukkig voor ons bleek dit het beste, want het was het eigenlijk allemaal hetzelfde. Heel cool, maar toch hetzelfde; het landschap leek op een maanlandschap met een oceaan er naast. Van de scheepswrakken die je langs deze kust kunt vinden (waar de naam vandaan komt), is vrijwel niets meer over. We hebben een volledig verroeste constructie gezien welke gebruikt werd door de mijnbouw.
We kampeerden die avond bij een kleine visserscamping vlak buiten het park, met de naam Mile 108. Het was vrij druk met witte (en dikke) Zuid-Afrikanen die tijdens hun vakantie naar de Namibische kust komen om te vissen. Allemaal rijden ze uiteraard in zeer grote 4×4-trucks om op het strand te kunnen rijden. De eigenaar van de camping was erg aardig; hij plakte mijn Birkenstocks weer aan elkaar (zodat ik niet meer constant struikelde tijdens het lopen), en hij toonde ons een prachtig off-road weg door een droge rivierbedding op weg naar Brandenberg, de hoogste berg van Namibië. Om de berg te kunnen bereiken moesten we wel weer een minder directe route nemen, deze keer voor brandstof. De twee benzinestations die we dachten tegen te komen vanaf Palmwag, die waren… nou ja, ze hadden geen brandstof… Gelukkig was het geen grote omweg en na een mooie rit door een kraterlandschap (letterlijk door een krater genaamd de krater van Messum ) kwamen we aan bij de White Lady camping. Tijdens deze rit hadden we drakenhoofden en Welwitschia’s gezien; één van de lelijkste, maar coolste soorten bloemsoorten die ik ooit heb gezien, een individu kan tot duizenden jaren leven (in het Afrikaans heet het Tweeblaarkanniedood)!
De volgende ochtend bezochten we een rotsschildering die bekend staan als “The White Lady”. Dit schilderij is beroemd omdat het een van de meest gedetailleerde rotsschilderingen is die je in de wereld kunt vinden, en het is dan ook prachtig! Het is echter geen dame, maar een sjamaan die volledig is uitgedost in zijn rituele kleding. De rotsschildering is helaas wel minder duidelijk dan voorheen omdat hij is beschadigd door het vroege toerisme; mensen hebben water over de schildering heen gegoten zodat de kleur beter uit komt! Maar het is nog steeds mooi, wat ik erg knap vind van die oeroude verf! Het schilderij is namelijk meer dan 2000 jaar oud! En op hetzelfde paneel waren er eenvoudigere, maar oudere schilderijen van zelfs 5000 jaar oud te zien.
Maar dat was niet eens het beste deel van ons bezoek aan de White Lady, dat was namelijk onze lokale gids. Ten minste, zodra we hem eindelijk aan het praten hadden gekregen. Lars en ik spelen namelijk soms een spel, waarbij we proberen te raden uit welk land mensen komen. Dus ik vroeg deze gids of zij hetzelfde doen als mensen de White Lady bezoeken. En hij zei ja! Natuurlijk wilde ik weten waar zij dan naar kijken en wat ze precies opvalt. Hier is zijn zeer accurate (vooral gezien het feit dat het gebaseerd is op ervaringen en geen vooroordelen) beschrijving:
- Duitsers: ze zijn allemaal overdreven voorbereid; grote stevige schoenen, zonnebrillen en hoeden, zelfs vaak een lange broek. Allemaal tegen de zon!
- Nederlanders: erg lang, niet alleen de mannen, maar verassend genoeg ook de vrouwen! Ze lopen vaak op slippers.
- Fransers: vergelijkbaar met de Nederlanders, maar veel kleiner, en de man draagt altijd alle spulletjes voor beiden.
- Italianen: ze praten veel en ze luisteren niet naar elkaar!
- Zuid-Afrikanen (blanke): de mannen zijn altijd dik (vooral een heel erg dikke buik) en de vrouwen zijn relatief slank.
- Amerikanen: hetzelfde als Zuid-Afrikanen, maar de vrouwen zijn ook dik. Bovendien komen ze meestal in grote groepen met een tourbus.
Ik ben er niet helemaal zeker van of hij bang was om nog iets meer over de Nederlanders te zeggen, hij leek een beetje terughoudend toen ik hem vroeg of hij misschien iets wilde toevoegen over Nederlandsers. Ik denk dat wij Nederlanders misschien een beetje te direct zijn met onze vragen stellen enzo! Maar goed, het was uiteindelijk een zeer interessante, culturele wandeling, waar we zowel over de cultuur in het verleden als in het heden dingen geleerd hebben. Het begon inmiddels al vrij warm te worden (kan tussen die bergen makkelijk meer dan 40 graden worden) dus we waren blij dat we vroeg in de ochtend waren gegaan. De rest van de dag hadden we echter niet veel meer te doen (hadden geen zin om verhaaltjes te schrijven in de hitte) en dus hebben we gechilld bij het zwembad, geyahtzeed en ciders en duits bier (van de tap!) gedronken. Die avond eindigde met een lekkere braai (met al die verse groenten waar we 500 km voor hadden gereden), uitkijkend op de Brandenberg.
Van Eddie en Vera hadden we gehoord dat de rivierbeddingen in deze regio bijzonder mooi waren en na advies van de lokale bevolking, zijn we de volgende ochtend de (meestal droge) rivier in gereden. En wauw, het was geweldig! Je kunt je niet voorstellen dat je met gewoon in de auto zitten zo’n mooie dag kunt hebben! Op een gegeven moment moesten we de rivierbedding verlaten, omdat we werden verzwolgen door riet en we wisten niet zeker of we wel weer terug zouden kunnen komen als we verder gingen. Plus, er waren misschien wat olifanten in dat riet verstopt (gevaarlijk!). De rest van de rit was echter langs de Brandenberg (ook geen straf) en het uitzicht was geweldig. We zijn geëindigd in het lokale Save the Rhino Trust-basiskamp (omdat ze ook dit gebied onderzoeken).
De volgende dag besloten we terug te gaan naar de beschaving, maar niet na een laatste rit door de rivierbedding. Alleen was er wel 1 dingetje wat we niet zo goed overwogen hadden; als je uit de rivierbedding wilt komen, vooral in dit gebied, moet je dus feitelijk gewoon zorgen dat je een ravijn uit rijdt. Het ravijn waar de rivier in gesleten is. En dit is dus rots en steil. Met behulp van Tracks4Africa vonden we iets wat op een weggetje leek en het was echt krankzinnig, maar stiekem best wel leuk!!! En ook wel een beetje eng. Je kunt je niet voorstellen wat mensen nog wegen noemen. Maar, met een slakkengangetje, volle bak 4WD en power helemaal open, zijn we er langzaam maar zeker toch uit gekomen!
Na dit avontuur zijn we teruggereden naar de kust om de pelsrobben kolonie te bezoeken. Dat was een hele aparte ervaring! Ik zou niet zeggen dat het leuk was, maar het was absoluut indrukwekkend. Er waren honderdduizenden pelsrobben bij deze kaap en het was de meest gruwelijke stank die ik OOIT heb geroken! Dit was niet alleen omdat er zoveel pelsrobben waren, althans, dat veronderstel ik, het was vooral ook omdat ze allemaal net jonkies hadden gekregen (ongeveer twee weken oud). Veel van deze jonge dieren overleven het de eerste paar weken niet. Ik zal niet te veel stilstaan bij hoeveel dode pups we gezien hebben en wat voor staat van ontbinding ze waren, maar waar het op neerkwam was dat de geur van de dood vrij overweldigend was. Maar goed, zo is het leven! Nu waardeer ik Lars zijn natuurlijke geur in ieder geval weer wat meer ? à jaja, dit heeft deze sneaky basterd er gewoon even bij gezet, hopend dat ik het niet na zou lezen!! Lars kan nog steeds ongelofelijk rotte geuren produceren waar ik ’s nachts zelfs van wakker wordt! Maar goed, het is inderdaad niet zo erg als de stank daar. Daarnaast hoeven alle bruine hyena’s en jakhalzen zich geen zorgen te maken over eten. Elk nadeel heeft zijn voordelen.
Onze eindbestemming die dag was Swakopmund, een vrij groot (voor Namibische termen) toeristisch stadje aan de kust. Het eerste wat we die avond hebben gedaan was een bezoek aan de bios! Nooit gedacht dat ik dit zou zeggen, maar het was goed om terug te zijn in de beschaving! En dus, om hier even van te genieten, hebben we vijf nachten doorgebracht in deze stad. Lees over de vriendschappen die we hier hebben gemaakt in onze volgende blog!
Pingback: Damaraland - A red rocky realm